Financiële begroting

Financiële spelregels

2024

2025

2026

2027

Loonontwikkeling*

5,00%

5,00%

5,00%

5,00%

Kortlopende geldleningen o/g

0,00%

0,00%

0,00%

0,00%

Langlopende geldleningen o/g

3,50%

3,50%

3,50%

3,50%

Rente doorbelasting aan:

2,50%

2,50%

2,50%

2,50%

-       Grondexploitatie

-       Riolering en afval

-       Investeringen rente omslagpercentage

Ontwikkelingen overige lokale lasten***

3,00%

3,00%

3,00%

3,00%

Onroerende zaakbelasting trendmatige verhoging**

9,00%

3,00%

3,00%

3,00%

Leges verhoging kostendekkende ****

100%

100%

100%

100%

Uitkering gemeentefonds

mei-23

mei-23

mei-23

mei-23

* 2024-2027 reeds 3% indexering toegepast. Extra verhoging met 2% per jaar naar 5% voor komende jaren.

** Onroerende zaakbelasting wordt trendmatig jaarlijks met 3% verhoogd. Extra verhoging in 2024 met 6% naar 9% heeft het volgende financiële effect. Latere jaren blijven 3%.

***o.a. leges burgerzaken (indien er geen sprake is van een gemaximeerd bedrag)

**** De vergunning taken naar een kostendekkend niveau brengen.

Kaders begroting 2024-2027

Met betrekking tot de programmabegroting 2024 en de meerjarenraming 2025-2027 gelden de volgende uitgangspunten:

1. De programmabegroting moet voldoen aan wettelijke vereisten.
Sinds 1 januari 2004 is het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) van toepassing. Dit sluit zoveel als mogelijk aan op de verslagleggingvoorschriften van privaatrechtelijke rechtspersonen, maar laat wel ruimte aan de specifieke begrotings- en verantwoordingsvoorschriften voor gemeenten.

De programmabegroting 2024 moet voldoen aan de algemene bepalingen zoals deze zijn opgenomen in het Burgerlijk Wetboek, boek 2, Titel 9 en de meer specifiekere bepalingen zoals vermeld in het BBV en de Gemeentewet. In de gemeentewet (artikel 189 lid 2) staat aangegeven dat de raad erop toe ziet dat de begroting duurzaam in evenwicht is.

2. De programmabegroting dient duidelijk en transparant te zijn.
De programmabegroting moet in eerste instantie duidelijk zijn voor de raadsleden. Zij moeten op basis van deze begroting gefundeerde besluiten kunnen nemen. Daarnaast is het van belang dat het college op basis van de programmabegroting duidelijk wordt geautoriseerd tot het doen van uitgaven. Niet alleen moet duidelijk zijn hoeveel het college uit mag geven, maar ook moet duidelijk zijn welke maatschappelijke effecten de gemeenteraad nastreeft.
Ten slotte is de programmabegroting van belang voor derden. De provincie toetst de begroting; de burgers kunnen in de begroting zien hoe de gemeente omgaat met de beschikbare middelen.

3. Het bestaande beleid is de basis voor de programmabegroting.
De programmabegroting 2024 wordt opgesteld op basis van huidig beleid. Dit wil zeggen dat de programmabegroting 2024 inclusief de genomen raadsbesluiten tot en met de raadsvergadering van juli 2023 worden opgenomen. Daarnaast worden ook de toekomstige ontwikkelingen vanuit het coalitieakkoord 2022-2026 opgenomen met de financiële gevolgen.

  • Coalitieakkoord

In de inleiding is vermeld dat het college het coalitieakkoord gaat vertalen in concrete voorstellen t.b.v. de programmabegroting voor de komende 4 jaar. Een nieuwe investeringsagenda zal hier deel van uitmaken. Het college wil daarmee invulling geven in de komende begrotingen vanuit het coalitieakkoord.

  • Investeringsagenda

In het kader van de investeringsagenda wordt op basis van de feitelijke en demografische ontwikkeling van wijken, investeringen in beeld gebracht. In dat verband zal ongetwijfeld ook de bredere ontwikkeling van de gemeentelijke organisatie worden meegenomen: waar is versterking nodig. Ook deze uitbreiding kan worden gekoppeld aan de groei van de gemeente. Bij de begroting hopen wij daar de eerste resultaten van te kunnen presenteren om zo de raming van de investeringsopgaven te kunnen onderbouwen.

  • Kostenstijgingen

Daarbij geldt dat de hoge kostenstijgingen hier en daar ook aanpassingen in de begroting behoeven en wellicht om redenen van betaalbaarheid ook prioritering. Er is sprake van een hoge stijging van energie en voedsel (van invloed op CPI), bouwkosten en kosten van grond-, weg- en waterbouw. De begroting zal naar verwachting niet in staat zijn al deze stijgingen binnen de bestaande budgetten te kunnen opvangen.

Op dit moment is er nog steeds sprake van forse prijsstijgingen. In de voorbereiding van de begroting zal bekeken worden waar deze uitgangspunten incidenteel of voor een langere periode niet meer kloppen. Te denken valt aan bijvoorbeeld budgetten voor onderhoud van wegen of groen. Die worden dan in de begroting aan u voorgelegd.

De volgende afwijkingen zijn hierop toegestaan en zullen apart worden weergegeven in de programmabegroting 2024:

a.) Autonome groei
Onder autonome groei vallen alle financiële ontwikkelingen die veroorzaakt worden door onder andere het uitbreiden van aantallen inwoners, woningen of aanvragen voor voorzieningen bijstand, WMO, paspoorten of leerlingenvervoer. In de meerjarenbegroting 2024-2027 wordt nagenoeg geen rekening gehouden met autonome groei.

b.) Loonontwikkeling
Het voorstel is om voor de loonontwikkeling 2024-2027 een percentage te hanteren van 5%. Dit percentage is een zo realistisch mogelijke inschatting.
c) Prijsontwikkeling/ realistisch begroten
1. Wij hanteren al meerdere jaren het uitgangspunt van ‘realistisch begroten’. Op het moment dat bestaande activiteiten duurder worden leidt dit tot een aanpassing van het budget. Op voorhand wordt er geen ophoging van budget opgenomen bij deze systematiek.

2. In de begroting 2023 zal bij kredieten, die nog niet uitgegeven maar wel geraamd zijn, geen
rekening worden houden met automatische prijsontwikkelingen zoals hierboven genoemd
bij punt 1.

d.) Kapitaallasten

  • Rentelasten:

Bij het berekenen van het omslagpercentage wordt rekening gehouden met 3,5% voor nieuwe langlopende leningen. Voor het deel van het financieringstekort dat de gemeente kort weg mag zetten (kasgeldlimiet) wordt rekening gehouden met 0%. Er worden geen rentekosten over eigen vermogen (reserves) en vreemd vermogen (voorzieningen) berekend.

  • Doorberekening rente:

De commissie BBV heeft in de vorm van een stellige uitspraak aangegeven dat we voor de grondexploitaties het rentepercentage moeten relateren aan de verhouding “vreemd vermogen/totaal vermogen”. Een reden hiervoor is onder meer de VPB-plicht voor gemeenten. Hierdoor rekenen we aan de grondexploitatie een rentepercentage toe van afgerond 2,5%, meerjarig hanteren we hetzelfde percentage. Voor de riolering en afval wordt gerekend met 2,5%. Voor de overige investeringen is dit het rente omslagpercentage, geraamd 2,5%.

  • Vrijvallende kapitaallasten

De vrijvallende kapitaallasten komen ten gunste van het begrotingsresultaat.

  • Inzetten kapitaallasten nieuwe investeringen

Voor nieuwe investeringen wordt in het jaar volgend op het jaar van de investering de volledige kapitaallast berekend.

  • Actualisatie investeringsprogramma

Het investeringsprogramma voor de komende jaren heeft te maken op onderdelen met prijsstijgingen door grondstof- en personeelstekorten. Riolering materialen, asfalt bij wegwerkzaamheden en hout en staal in de bouw zijn schaars en kostbaar. Het gevolg is dat verleende kredieten voor projecten niet meer afdoende zijn. Ook beheerplannen voor de openbare ruimte, het GRP en het IHP leiden tot investeringen. Als daarbij de actuele prijzen in beeld zijn, kan ook gekeken worden naar wat de organisatie (die ook te maken heeft met een krappe arbeidsmarkt) en de gemeente daadwerkelijk kan laten uitvoeren. Op basis hiervan kunnen aan u voorstellen worden voorgelegd voor indexering van kredieten, fasering en prioritering. Deze ontwikkeling is ook actueel bij het opstellen van een investeringsagenda.

e.) Algemene uitkering/ Meicirculaire 2023
Als we alle vraagstukken in beeld hebben gebracht, is natuurlijk de spannende vraag: ‘Wat krijgen we van het Rijk vergoed?’. Hiervoor bent u reeds geïnformeerd over de huidige problemen ten aanzien van het jaar 2026. Wij vertalen de uitkomsten van de meicirculaire om het budgettaire kader voor de programmabegroting te bepalen.

f.) Ontwikkeling lokale lasten

OZB-Ontwikkeling

De ontwikkeling van het OZB-tarief en de leges wordt voor de programmabegroting 2024 vastgesteld op een stijging van 9,0% en vervolgens vanaf 2025 op 3%.

Als gemeente zien we ons evenals voorgaande jaar geconfronteerd met prijsstijgingen in de markt van onder meer personele lasten, brandstof en bouwmaterialen. Door groei van taken en verantwoordelijkheden van gemeenten en de aanhoudende krapte op de arbeidsmarkt loopt de gemeente tegen haar grenzen aan. Dit geheel maakt dat het spanningsveld tussen ambities, uitvoeringskracht en beschikbare (financiële) middelen toeneemt.  Het is een logische stap om een stuk compensatie via de onroerendezaakbelasting te laten verlopen. Ook de uitkering van het gemeentefonds voorziet niet in een volledige compensatie van loon- en prijsstijgingen. In 2023 is rekening gehouden met 3% stijging wat een structureel hogere OZB-opbrengst betekent. Voor 2024 leidt 1% OZB-verhoging tot ca € 82.000 meer opbrengsten voor de gemeente.

Kostendekkende leges

Voor de retributies (riolering en afval) geldt het uitgangspunt maximaal 100% kostendekking. Het streven is om de leges zoveel mogelijk 100% kostendekkend te laten zijn. Hierin zat tot en met 2023 nog ruimte. Deze is ingezet vanaf 2024. Het is de verwachting dat per 1 januari 2024 de Omgevingswet in werking treedt. Hiervoor zal een nieuwe legestabel worden gemaakt. Over de belangrijke onderdelen wordt u hierover later geïnformeerd.

Overige aanpassingen begroting 2024-2027

Bedragen in € 1.000 (+=baat,voordeel/-=last,nadeel)

2024

2025

2026

2027

- Actualisatie doorbelasting uren en overhead

-459

-488

-518

-488

- Woningbouwopgave

-250

0

0

0

- Verbonden partijen (Munitax)

-11

-141

-136

-136

- Financieringsresultaat (rente)

453

-7

-1.044

60

- Autonome ontwikkelingen (vnl. vrijval kapitaallasten)

-1

-52

33

11

- Spaarprogramma inzet

800

800

1.366

1.366

Totaal

532

112

-299

813

Bij het opstellen van de begroting zijn de volgende grote aanpassingen opgenomen:

Actualisatie doorbelasting uren en overhead

Zoals reeds gemeld in de jaarrekening 2022 worden niet alle geraamde uren op projecten, afval, riolering en investeringen doorbelast. Een aantal jaren geleden is besloten om investeringen (kredieten) niet meer te belasten met uren en overhead gemaakt door ‘eigen’ personeel. Ook is het aantal werkelijke uren van ‘eigen’ personeel welke werken voor de producten afval en riolering lager dan de begrote aantallen. Tenslotte worden er minder uren van ‘eigen personeel’ op projecten gewerkt waarbij sprake is van ‘waardevermeerdering van projecten’. Door de hiervoor aangepaste aantallen uren met bijbehorende overhead toerekening naar de realiteit is er sprake van een structureel lagere opbrengst.

  Woningbouwopgave
Om een aantal stappen te kunnen zetten met verdere ontwikkeling van de woningbouw opgave zijn eenmalig middelen nodig. Dit zal worden ingezet voor onder andere inhuur van extra capaciteit.

Verbonden partijen (Munitax)

Op basis van het forse aantal bezwaarschriften en vervolgens beroepschriften is een uitbreiding van capaciteit nodig om dit te behandelen en af te kunnen doen. Net als andere deelnemers aan de belastingsamenwerking Munitax is een hogere bijdrage het gevolg.

Financieringsresultaat (rente)

Door opname van de nieuwe jaarschijf 2027 en hierdoor alle geraamde investeringen met uitwerking van kapitaallasten (rente en afschrijving) ontstaan er schommelingen in de treasuryresultaten. Voornamelijk het forse investeringsvolume waarbij in 2027 veel gereed is, maakt dat in 2025 en 2026 veel geld aangetrokken zal worden. Dit leidt tot een nog niet begrote rentelast om uiteraard leveranciers te kunnen betalen. Door het forse investeringsniveau zal ook de omslagrente beïnvloed gaan worden waarmee we in de toekomst moeten rekenen als we investeringen met kapitaallasten berekenen. Nu rekenen we met 2,5%. De huidige rente voor langlopende leningen bedraagt ca 3,5%.

Autonome ontwikkelingen (vnl. vrijval kapitaallasten)

Afgeschreven activa leidt tot het vrijkomen van kapitaallasten. Dit is voornamelijk de reden van deze saldi. Naast kapitaallasten zijn kleine aanpassingen verricht vanuit het ‘realistisch begroten’ zodat het bestaande beleid ook uitgevoerd kan worden. De grootste aanpassingen van toepassing op komende jaren waren al meerjarig meegenomen bij de perspectiefnota 2023.

Spaarprogramma inzet

Om het eerste begrotingsjaar 2024 sluitend te krijgen is deels het spaarprogramma ingezet (€800.000). Ditzelfde bedrag is ook in 2025 toegevoegd en tenslotte is in de jaren 2026 en 2027 het gehele spaarprogramma ingezet. Reden is om het verschil in de niet structureel sluitende begroting voor een deel te dichten. Ondanks inzet van het spaarprogramma zijn de begrotingsjaren 2026 en 2027 niet sluitend. Een verklaring voor het niet sluiten is uiteraard teruggang in de algemene uitkering met ingang van 2026. Echter ook de grote gemeentelijke ambitie (beïnvloedbare kant) draagt bij aan het tekort.

Deze pagina is gebouwd op 10/05/2023 11:07:03 met de export van 10/05/2023 10:52:17